OVERDENKING 07-03-2023

ZOALS KLEI IN DE HAND VAN DE POTTENBAKKER

Toen één van onze dochters negen jaar oud werd, gingen we op haar verjaardagsfeestje met een groepje vriendinnetjes naar het huis van de pottenbakker. Hij liet de meisjes zien, hoe hij zijn werkstukken maakte en natuurlijk mochten ze het, onder zijn begeleiding, ook zelf proberen. Ze merkten al snel, dat dat helemaal niet zo gemakkelijk was.

Ook de profeet Jeremia kreeg van God de opdracht om naar het huis van de pottenbakker te gaan.

 “Ik ging naar het huis van de pottenbakker. Hij was bezig iets op de draaischijf te maken. Maar de pot op de draaischijf mislukte. Daarom begon hij overnieuw. Hij maakte met dezelfde klei een andere pot, waar hij wel tevreden over was. Toen zei de Heer tegen mij : “Volk van Israël, Ik kan met jullie toch hetzelfde doen als de pottenbakker met zijn klei? zegt de Heer. Let op, jullie zijn in mijn handen als de klei in de handen van de pottenbakker, volk van Israël!” Jeremia 18:3-6(BB)

Jeremia moet Gods Woorden doorgeven aan het volk van Israël. Zij moeten zich er goed van bewust zijn, dat God de Hemelse Pottenbakker is en zij zijn de klei. Ze moeten hun plaats kennen tegenover hun Schepper, hun Formeerder en dat is voor ons niet anders.

God heeft ons prachtig gemaakt, we zijn de kroon op zijn schepping. David schrijft daarover in

Psalm 139 :13-14 “want U hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken, mijn ziel weet dat zeer wel.”

Elke morgen, als we in de spiegel kijken, kunnen we onze God danken, dat Hij ons zo wonderbaar heeft gemaakt!

De profeet Jesaja waarschuwt Israël en ook ons om niet ontevreden te zijn over hoe God ons heeft gemaakt. Waarom heeft U mij blauwe ogen gegeven en geen bruine, waarom heb ik steil haar in plaats van mooie krullen?

“Het zal slecht aflopen met de mensen die ruzie zoeken met hun Maker. Ze zijn maar als een potscherf tussen andere scherven. Durft soms de klei tegen de pottenbakker te zeggen : “Wat maak je?”               Of durft de pot die de pottenbakker gemaakt heeft soms van zijn maker te zeggen :                                 ”Hij kan er niets van!” Je kan ook niet tegen je vader zeggen : “Waarom heeft u mij gemaakt?”               Of tegen je moeder : “Waarom heeft u mij op de wereld gezet?” Volk van Israël, Ik ben jullie Maker.       Ik ben jullie Heilige God. Durven jullie Mij te vragen wat Ik ga doen? Durven jullie Mij te zeggen, wat Ik moet doen met het volk dat Ik gemaakt heb? Ik heb de aarde gemaakt en de mensen die daarop wonen. Ik heb dat gedaan. Mijn handen hebben de hemel gemaakt. Ik heb de zon, de maan en de sterren bevolen hoe ze moeten gaan.” Jesaja 45:9-12 (BB)

In zijn brief aan de Romeinen schrijft Paulus hier ook over.

“Maar jij, o mens, wie ben je dat je God zou tegenspreken? Zal het geboetseerde soms tegen zijn boetseerder zeggen : Waarom heeft u mij zo gemaakt?  Of heeft de pottenbakker niet de vrije beschikking over het leem om uit dezelfde klomp het ene voorwerp te vervaardigen tot eervol, het andere tot alledaags gebruik ?” Romeinen 9:20-21

God heeft ons gemaakt om gebruikt te worden in zijn dienst. Daartoe heeft Hij aan een ieder van ons gaven en talenten gegeven. Hij weet precies wat goed voor ons is en we eren Hem niet door ons blind te staren op de gaven en talenten die Hij aan ánderen heeft toebedeeld. Om bruikbaar te zijn voor Hem is het nodig dat wij ons laten vormen, laten kneden, zoals de pottenbakker dat doet met de klei. Als we naar de fysiotherapeut gaan, zal hij ons vragen om op de behandeltafel te gaan liggen. We vertrouwen erop, dat zijn handen ons lichaam zullen kneden, zodat het beter gaat functioneren. Dat kan best pijnlijk zijn, maar we geven ons over aan zijn deskundigheid. Zouden we ons dan niet veel meer toevertrouwen aan onze Hemelse Vader die ons wil vormen naar Zijn Beeld ?  Dat vraagt om een  totale overgave, want Hij weet precies waar de zwakke plekken zitten die ons beletten om ten volle bruikbaar te zijn voor Hem.

In lied 598 van Opwekking  lezen we : “Neem mij, kneed mij, vorm mij, vul mij, ik leg mijn leven in uw sterke hand. Roep mij, zend mij, leid mij., wandel naast mij, ik leg mijn leven in uw sterke hand.”

Dit is een gebed, wat we aan het begin van elke nieuwe dag mogen uitspreken.

Ik leg mijn leven in uw sterke hand.

Gods Zegen

Auguste van Vriesland