OVERDENKING 07-09-2022

JEZUS VOLGEN

In de overdenking van 31 augustus jl. heeft onze zuster met ons gedeeld wat het inhoudt om een discipel van Jezus te zijn en vandaag wil ik daar graag samen met u wat verder over nadenken.

Ik ben aan het lezen in het evangelie van Marcus. Marcus was de eerste die een verslag heeft geschreven over het leven, de dood en opstanding van onze Heer Jezus. Zijn evangelie is het kortste van de vier, maar toch staat er ontzettend veel in. Wat we zeker weten is dat Marcus de meeste details in  zijn verhaal heeft ontleend aan Petrus. Hij had zijn informatie dus uit de eerste hand , want Petrus had alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan van heel dichtbij meegemaakt. De eerste helft van zijn boek wijdt Marcus aan de eerste twee jaren van Jezus´ bediening. In de tweede helft zien we Jezus op weg gaan naar Jeruzalem, waarbij Hij zijn leerlingen keer op keer vertelt, dat Hij moet lijden en sterven, maar ook, dat Hij weer zal opstaan. Wat moet dat een moeilijke tijd voor onze Heer geweest zijn, te weten, wat Hem allemaal te wachten stond! Maar die eerste jaren van zijn bediening? Jezus was ontzettend populair, de mensen liepen Hem achterna, ze hielden Hem voor een profeet, iemand die hen leerde met gezag, heel anders dan ze van de farizeeërs en Schriftgeleerden gewend waren. Soms bleven ze zelfs dagen achtereen bij Hem om naar Hem te luisteren, zodat Hij medelijden met hen kreeg en brood en vis deelde, zodat ze niet met een lege maag naar huis hoefden te gaan.

Jezus begon zijn prediking in Galilea, waar Hij was opgegroeid. Daar koos Hij ook zijn eerste discipelen. Terwijl de mensen Hem achterna liepen, kreeg Hij ook meteen te maken met de haat en de afwijzing van de farizeeërs en de Schriftgeleerden. Marcus 3 : 6 “En de Farizeeën gingen heen en pleegden  terstond met de Herodianen overleg tegen Hem ten einde Hem om te brengen.” Dit gebeurde, nadat Jezus iemand had genezen op de sabbat, de heilige rustdag. Deze vijandschap werd  steeds sterker en resulteerde uiteindelijk in Jezus´ dood aan het kruis.

Als we het Marcusevangelie doorlezen, zien we, dat Jezus voortdurend onderweg was. Talloze malen is Hij het meer van Galilea overgestoken. Hij wilde overal het evangelie van Gods Koninkrijk verkondigen en moest soms ook bepaalde plaatsen weer verlaten, omdat het daar te gevaarlijk voor Hem werd. Geen wonder, dat Jezus af en toe moe was. Johannes 4 : 6 “Jezus nu was vermoeid van de tocht en bleef zo bij de bron zitten.” , We lezen ook, dat Jezus lag te slapen op de boot, toen er een storm opstak. Omdat Jezus volkomen mens was, kon Hij maar op één plaats tegelijk zijn. Hij wist, dat Hij maar drie jaar de tijd zou hebben  om te doen, wat zijn Vader Hem had opgedragen en daarom koos Hij medewerkers uit. Hij trok met hen op en leerde hen alles wat ze moesten weten en na zijn dood, opstanding en hemelvaart zouden zij de wereld intrekken om overal het Blijde Nieuws te verkondigen. Ze zouden zijn werk op aarde voortzetten. Om hen hierop voor te bereiden stuurde Jezus zijn discipelen er twee aan twee op uit. Ze moesten leren om te prediken door het te doen, ze moesten leren om met demonen af te rekenen door ze uit te drijven. Jezus nam zijn leerlingen met zich mee en liet hen weten, dat ze zijn bediening moesten vermenigvuldigen. Hij wilde dat ze zouden uitgaan en doen wat Hij ook deed: prediken, genezen, demonen uitdrijven.

Daarbij vallen twee dingen op. In de eerste plaats: ze mochten geen extra kleren meenemen, ook geen geld, reistas of voedsel. Ze moesten ge woon gaan zoals ze waren. Oei, als wij op pad gaan en we weten niet hoe lang we onderweg zullen zijn, nemen we toch zeker wat te eten en te drinken mee, warme kleren en een jas voor als het koud wordt of gaat regenen. En we zullen zeker  onze portemonnee niet vergeten. Je weet tenslotte nooit, wat je onderweg tegenkomt! Mensen houden niet van onzekerheid, maar de discipelen moesten leren om te gaan in het vertrouwen, dat God voor hen zou zorgen, en bij terugkomst lezen we geen enkele klacht dat het hen aan iets had ontbroken.

Ten tweede gaf Jezus hen autoriteit. Autoriteit om demonen uit te drijven en zieken te genezen. Als ze terugkomen, zijn ze opgewonden van blijdschap. Lucas 10 : 17 “Heer, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam.” Ze hadden het Jezus zien doen, maar nu hadden ze het ook zelf ervaren!

Jezus stuurde zijn discipelen  twee aan twee uit. Dat is niet voor niets. Het is ook voor ons belangrijk om samen te werken en elkaar te helpen. Jezus zond zijn discipelen uit als zijn plaatsvervangers, als zijn vertegenwoordigers en dat geldt ook voor ons. Als vertegenwoordigers van Hem hier op aarde moete3n we leren Hem volkomen te vertrouwen en ons geen zorgen te maken en dat is een moeilijke les. We zien het bij de discipelen. Ze hebben de wonderbare spijziging meegemaakt en de eerstvolgende keer maken ze zich zorgen, omdat ze vergeten zijn brood te kopen. Zo kunnen wij Gods speciale bescherming hebben ervaren tijdens onze reis en de volgende keer ons toch weer afvragen, of alles wel goed zal gaan.

We hebben ook de autoriteit van Jezus gekregen,  net als de discipelen. Maar in Marcus 9 lezen we, dat diezelfde discipelen die zo enthousiast waren teruggekomen, omdat de demonen zich aan hen onderwierpen, nu met lege handen staan. Hoe kan dat? Laten we letten op Jezus. Bij alles wat Jezus zei en deed was hij EEN met zijn Vader, Hij was in Hem. Als wij onze autoriteit willen gebruiken los van Hem zullen we niets kunnen uitrichten. Dat is een wijze les.

Als plaatsvervangers van Jezus , als zijn dienaren, laat Hij ons weten, dat we niet verbaasd moeten zijn, als de wereld ons haat, zoals Hij gehaat werd. We zijn niet van de wereld, dus moeten we er rekening mee houden, dat er over ons geroddeld wordt, dat we belachelijk gemaakt worden.

Ik kreeg daar al jong mee te maken. In de vijfde klas van de middelbare school, een christelijke middelbare school. We hadden godsdienstles van een dominee. Het was rond Pasen en hij liet ons de vier Evangelien naast elkaar leggen. Hij zei : “Jullie kunnen duidelijk zien, dat de verschillende verslagen niet met elkaar kloppen. Daaruit kunnen we concluderen, dat de opstanding nooit echt heeft plaats gevonden .Het is louter symbolisch. ”Daar zat ik. “Meneer, het is wel waar. Jezus is wél opgestaan. ”Daarop werd ik voor mijn klasgenoten te kijk gezet als een onnozel schaapje, dat nog in die sprookjes geloofde.

In Marcus 10 stelt Petrus aan Jezus de vraag, wat dan hun loon zal zijn, omdat ze zijn roep hebben gehoorzaamd. Jezus verzekert hem, dat ze honderdvoudig zullen terugontvangen, wat ze voor Hem hebben prijsgegeven en dat ze het eeuwige leven zullen ontvangen. Als Hij terugkomt, zullen we Hem zien in al zijn Heerlijkheid en voor altijd bij Hem mogen zijn ! Wat een vooruitzicht!

Gods Zegen,

Auguste van Vriesland