OVERDENKING 21-05-2020

Geliefde broeders en zusters in de Here Jezus Christus,

Vandaag gaan we verder kijken hoe het gaat met Saul en Gods roeping voor hem, wat we daaruit kunnen leren. Zoals Paulus zei in 

1 Korinthiërs 10:6a: deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied.

De eerste regeringsjaar was een succes. Gods Geest was met hem. God gaf hem wijsheid . Zijn macht groeide en het volk accepteerde hem. We hebben gisteren gezien dat in het tweede regeringsjaar, nu hij succes  had, begon zijn Ikgericht  de overhand te nemen en hij zondigde tegen God door zelf het brandoffer te doen wat hij heel goed wist dat hij het niet mag doen. We hebben gezien dat hij geen berouw had gehad. Zijn gedachten zijn gericht op zichzelf en op de mensen. Hij hield rekening met de mensen. Toch bleef God hem een kans geven. God was met Zijn volk en ze haalden overwinningen, want God hield zich aan Zijn woorden die Hij aan Samuel gezegd had dat Saul het volk zal bevrijden van de Filistijnen (1 Samuel 14).  Maar er was geen persoonlijke omgang tussen God en Saul. Sauls leven is Ikgericht; zelfverzekerd. God sprak niet meer tot hem. We lezen in 1 Samuel 14:35-37. Na de overwinning van Jonathan, de zoon van Saul, over de Filistijnen, bouwde Saul een altaar.

1 Samuel 14:35 zegt: Saul bouwde de Here een altaar; dit was het eerste altaar dat hij voor de Here bouwde

Hier kunnen we zien dat hij niet Godgericht was. Hij had God niet nodig in zijn leven. 

Vers 37: op aanraden van de priester Achia die meeging in de oorlog vroeg Saul aan God: Zal ik de Filistijnen achternatrekken? Zult Gij hen in de macht van Israël geven? Maar op die dag antwoordde God hem niet.

Als we verder lezen dan begrijpen we waarom God hem niet antwoordde. De Ikgerichtheid veroorzaakt dat je niet kan onderscheiden wat van God en wat niet van God is. Jonathan had met Gods hulp de Filistijnen verslagen, die zijn vader en het leger niet kon. Jonathan en zijn wapendrager hadden de stap in geloof gedaan en God deed de rest, door het Filistijnse leger in de war te brengen en ze tegen elkaar gingen vechten. God antwoordde het gebed van Saul niet omdat zijn hart  niet recht was. Hij was jaloers op zijn zoon. Hij zag niet in dat God met Jonathan was. De eerzucht was zo sterk, dat hij, zelfs zijn eigen zoon de eer niet gunt, wat te meer God, die hij niet ziet.

Samuel kwam tot Saul met de opdracht van God om de Amalekieten te verslaan en alle mensen en al het vee doden ( 1 Samuel 15:3) voor wat ze tegen Israël gedaan had, toen de Israëlieten uit Egypte trok (1 Samuel 15:2). Saul en zijn leger hadden de Amalekieten verslaan, de mensen en dieren gedood, maar Saul spaarde het leven van Agag, de koning van Amalek en nam hem als gevangene mee en het volk mag het beste van het vee meenemen. Nu wou hij de genegenheid van de mensen winnen en geëerd worden. Alle ogen moesten weer op hem gericht worden.

Toen sprak  God tot Samuel: 

Het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning heb aangesteld, want hij heeft zich van Mij afgekeerd en Mijn bevelen niet uitgevoerd. Hierrop  ontroerde Samuël hevig en hij riep  tot de Here de gehele nacht  

1 Samuel 15:11

Want Samuel hield veel van Saul, vanaf de eerste dag dat hij Saul ontmoette. Een knappe jonge man, lang, statig, een goede voorkomen als koning! Saul luisterde niet meer naar God. Zijn hart was verhard. Hij zakte steeds verder weg van God. God had hem steeds kans gegeven om zich te bekeren, maar hij blijft zich verharden. Zo is iemand die Ikgericht is. Hij kan de dingen niet van Gods kant bekijken. Hij is alleen bezig eer voor zichzelf te zoeken, eerzuchtig, hebzuchtig. De mensen moeten je goed vinden, goede naam maken, je moet geëerd worden. Alles Ikgericht. Hij kan God niet verheerlijken met zijn leven, want hij wil altijd de eer voor zichzelf hebben. Het is verschrikkelijk als God berouw heeft dat Hij jou gekozen heeft. Voor de zondvloed lezen we dat God berouw had dat Hij de mens op aarde gemaakt had (Genesis 6:6).

Toen Samuel bij Saul kwam, zeide Saul tot hem: Wees gezegend door de Here, ik heb het bevel des Heren uitgevoerd (1 Samuel 15:13).

Maar Samuel zeide: wat betekent dan dat geblaat van kleinvee, en het geloei van runderen, dat ik hoor?

Vers 15: Saul zeide: Die heeft men van Amalekieten meegebracht, want het volk heeft het beste van kleinvee en van de runderen gespaard om de Here, uw God, offers te brengen, maar de rest hebben wij met de ban geslagen.

Hij wou de goedkeuring van Samuel horen. De mensen willen aan uw God offeren, niet zijn God, want hij heeft God niet nodig. Dat zien we ook vaak in onze bedieningen, dat men de naam van de Heer gebruiken om zichzelf goed te praten. Maar we vergeten vaak dat God ons hart ziet.

De mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan. 1 Samuël 16:7)

Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren (Ik onderzoek het diepst verborgen gedachten), Jeremia 17:10.

In de verzen 16-17 kunnen we lezen wat Samuel tegen hem zei. 

Vers 19: waarom hebt gij niet naar de Here geluisterd, maar hebt gij u op de buit geworpen en hebt gedaan wat kwaad is in de ogen des Heren?

In vers 20 verdedigde Saul zich door zichzelf goed te praten en gaf de schuld aan het volk. Hij had toch goed gedaan? En de beste van de buit is toch om aan uw God als offer te brengen in Gilgal? Verschrikkelijk! Hadden ze het beste van het vee voor God gebracht of voor hen zelf? God accepteerde zulke offers ook niet want dat was niet de opdracht van God. Saul vond zichzelf niet schuldig. Hij had toch goed gedaan? Hij had aan God gedacht. 

Als je Ikgericht bent dan haal je God ook naar beneden, naar het niveau van je leven. Dan zie je God zoals jij zelf. Dan heb je geen eer voor God. We moeten ons hart richten naar God en niet God naar ons. Je bent een kind van God.

Jezus zegt: Wat Mijn Vader Mij gegeven heeft gaat alles te boven en kan niemand iets roven uit de hand mijns Vader, Johannes 10:29.

Geweldige belofte. Daarom hebben wij niets te vrezen. Veel mensen leven, naar aanleiding van deze tekst onverschillig, gewoon zoals de wereld, zonder rekening te houden met God, Ikgericht, hoewel ze kinderen van God zijn. Niemand rukt mij toch uit Gods hand? Maar vergeet niet dat u een eigen wil hebt om de keuze te maken. Als je Ikgericht bent dan ga je vanzelf verder weg uit de hand van God, want je hebt God niet nodig. Of God is voor jou alleen als Sinterklaas, of een medicijnman, of een probleemoplosser als je geen kant meer uit kunt.

Vers 22b zei Samuel: Zie, gehoorzamen is beter dan offerande

Gehoorzamen is een stap van nederigheid. Een Ikgericht persoon kan zich niet vernederen om naar anderen te luisteren, ook niet naar God.

Vers 23 zegt: Voorwaar, weerspannigheid  is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij. Omdat gij het Woord des Heren verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn.

God zal ons nooit verwerpen, maar als wij Hem verwerpen zal Hij vanzelfsprekend ons verwerpen. Wij zijn het die kunnen weggaan van Hem. God blijft op ons wachten.

Vers 24 bekende Saul dat hij gezondigd had, maar gaf weer de schuld aan het volk. Eigenlijk heb ik niets fout gedaan. “Ik vreesde het volk en heb naar hen geluisterd. Het volk zal niets meenemen zonder zijn goedkeuring. 

Vers 30 Saul zeide: Ik heb gezondigd; bewijs mij nu toch eer in tegenwoordigheid van de oudsten van mijn volk en van Israël. Keer toch met mij terug dan wil ik mij voor de Here, uw God neerbuigen.

Hij dacht steeds aan zijn eer! De mensen moeten niet zien dat hij fout was. Eer van de mensen! Het is voor ons tot voorbeeld. We zijn Gods kinderen en God heeft  alles klaar voor ons. De genadegaven en de roeping Gods voor ieder kind van Hem is onberouwelijk geschonken door God. Jezus heeft door Zich vrijwillig te geven aan Zijn Vader, ons teruggebracht tot de Vader en onze relatie met God goed gemaakt. Van Gods kant is alles volbracht. God wil plezier hebben met ons door een intieme relatie met ons, kan Hij zijn plannen aan ons bekendmaken, wat een heerlijkheid! Maar het ligt volkomen aan ons om Gods wil te volvoeren in ons leven.

God heeft ons aangenomen als Zijn kinderen, door geloof in Zijn Zoon Jezus Christus, we zijn verzegeld met de Heilige Geest. Alle genadegaven en beloften zijn tot ons beschikking. Wat hebben we nog tekort. God belooft ons een hoopvolle toekomst hier op aarde en straks samen in heerlijkheid met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, leven van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Laten we nu wij het voorbeeld van Saul gezien hebben, onszelf onderzoeken en ons geheel richten tot God en ons Ik afleggen zodat de Heilige Geest ons kan klaarmaken en wij Gods plan duidelijk mogen zien in ons leven en ons ter beschikking stellen om gebruikt te worden door God. 

Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd, 1 Petrus 5:6

Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld in Hem, en dan opgebouwd worden in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende van dankzegging. Kolossenzen 2:6,7.

En God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten, 1 Petrus 5:10

A M E N

God zegene u allen

Edith V.